Mobiliteits- en persoonsgebonden hulpmiddelen in een Wlz-instelling
Zorgkantoren regelen de financiering van de verstrekking van mobiliteits- en persoonsgebonden hulpmiddelen binnen Wlz-instellingen. Het zijn bovenbudgettaire verstrekkingen die op basis van de Wet langdurige zorg, artikel 3.1.1 kunnen worden verstrekt.
Onder mobiliteits- en persoonsgebonden hulpmiddelen vallen:
- (elektrische) rolstoel, eventueel met elektronische hulpaandrijving voor begeleiders en/of een AD-voorziening in de rolstoel;
- scootmobiel;
- een niet algemeen gebruikelijke (aangepaste) fiets;
- handbike;
- buggy en/of duwwandelwagen voor kinderen;
- een aangepaste autostoel voor kinderen;
- prothesen voor schouder, arm, hand, been of voet;
- orthesen voor romp, arm, been, voet, hoofd of hals;
- therapeutisch elastische kousen;
- orthopedisch schoeisel;
- persoonsgebonden kleding;
- maatwerk tilbanden;
- statische ligorthesen;
- orthesejas;
- omgevingsbesturing;
- primaire communicatiehulpmiddelen (50% tot een maximum van € 5.000).
Regelgeving
Het zorgkantoor verzorgt het totale aanvraag- machtiging- en declaratietraject voor deze hulpmiddelen. Voordat we overgaan tot levering beoordelen we de aanvraag. Er moet aan de volgende regelgeving worden voldaan:
- de klant dient geïndiceerd te zijn voor de Wlz-functies verblijf en behandeling en/of te verblijven op een voor verblijf met behandeling geoormerkte plaats. (NB: vanaf 1 januari 2020 is het niet meer verplicht dat de klant ook behandeld moet worden in een instelling);
- het hulpmiddel dient persoonsgebonden te zijn;
- er dient een duidelijke relatie te zijn tussen de inzet van het hulpmiddel en de opname-indicatie van de klant.
De indicatiestelling voor persoonsgebonden hulpmiddelen is geobjectiveerd en geprotocolleerd waardoor voor de klant altijd de meest optimale voorziening wordt aangevraagd en er een snelle inzet van het hulpmiddel wordt gerealiseerd.